In het Louvre was het stervensdruk. Het was op een vakantiedag tussen kerst en oudjaarsdag en het begon buiten al met een eindeloze rij. Daarbij kwam nog dat de medewerkers staakten voor een betere CAO wat tot gevolg had dat het museum later opende dan normaal, en dat bepaalde vleugels gesloten waren. Drommen mensen schuifelden door de zalen van het Louvre op weg naar de belangrijkste iconen van de hedendaagse kunstgeschiedenis: de Mona Lisa, de Venus-van-Milo-zonder-armen, de Nikè-van-Samothrake-zonder-hoofd. En zie, dit verbeeldt de afstand die je minimaal moet hebben tot de Mona Lisa. Het is om treurig van te worden. Je ziet niets van het schilderij: het vuistdikke glas spiegelt, je staat in een zone waar je ogen het craquelé van de olieverf al lang niet meer kunnen waarnemen, en met 1,84 meter ben je precies niet lang genoeg om over alle kruinen voor je te kijken. Doe mij maar een goede reproductie. Hoewel, ik zou toch graag eens met mijn neus tegen dat glas aangedrukt willen staan zoals wel mogelijk is bij de Vermeers in het Louvre, zodat je het schilderij kunt pellen, zodat je het kunt reconstrueren tot handelingen in verf, tot beslissingen en overwegingen van de schilder. Het mag niet zo zijn. De attractie die Mona Lisa heet is een massaal fotomoment voor zij die Parijs aandoen en gauw weer verder moeten naar Wenen, Madrid of Rome. Die zich door dwingende suppoosten na een minuutje flitsen voort laten stuwen naar de museumcateraar. Jammer voor mij en Mona Lisa, maar wel prettig dat je een half uur ongestoord voor de Kantwerkster van Vermeer kunt staan kijken.