Er is een punt waarop het licht zó verschrikkelijk mooi is op Curaçao, dat ik het geprobeerd heb te fotograferen, maar altijd overvallen werd door het moment en dus onvoorbereid foto's maakte. Het gaat me niet per se om de beleving van de zonsondergang, hoewel ik toch gevoelig ben voor de schoonheid van dat cliché, maar om hoe het licht er juist aan de andere kant van de hemel uitziet. Het is een moment, in januari rond zeven uur 's avonds, als de zon net onder is en de korte schemering op zijn hevigst is. Het mooist wanneer er in het oosten grote stapelwolken hangen die verlicht worden door de zon die al achter de horizon is verdwenen. Die rijke kleurnuances in rood, roze en oranje zie je eigenlijk nauwelijks terug op schilderijen van Nederlandse schilders, daar is het licht hier toch te afwijkend voor. Schilderijen van mediterraanse gezichten neigen er wel naar, maar toch is het tropische licht nog weer anders.
Amerikaanse impressionisten hebben schilderijen gemaakt in het zuid–westen van de Verenigde Staten waarin, in mijn ogen, de kleurverzadiging even goed opgekrikt is om zo een lekker vol kleurig effect te creëren. Ik had er weerstand tegen omdat ik het een overkill aan kleur vond. In tweede instantie kan ik niet anders dan toegeven aan dat werk omdat je het licht ook gewoon anders beleeft waaneer je dichter bij de evenaar bent. Want ook in Californië is het licht volstrekt anders dan hier of in de tropen, de schaduwen zijn hard, het licht is hard, de kleuren zijn erg aanwezig en je ziet heel veel details. Ieder voorjaar merk ik hier, in Nederland, dat er een punt is waarop je alles weer gaat zien, dat er niet langer meer een stoffige wat doffe schaduw over de dingen heen hangt die veroorzaakt wordt door een laag staande winterzon achter een dicht wolkendek. Lekker voelt dat, aan je ogen, omdat ze dan weer details ontwaren die je in de maanden ervoor bent gaan vergeten.